Kinderpostzegels zijn altijd een doorn in mijn oog geweest. Toen ik nog op de basisschool zat keek ik er dan ook niet naar uit. Het onvermijdelijke kwam in de 5de klas. Er werd een hele voordracht gehouden over het nut van kinderpostzegels en vooral dat wij kinderen vereerd moesten zijn dit te mogen doen. In feite is het gewoon kinderarbeid.
Dat heb ik dus er gewoon uitgeflapt na de presentatie van de waardeloze cadeautjes. Onmiddellijk werd onze meester, de hoofdmeester, boos. Er volgde opnieuw een verhaal over hoe belangrijk dit werk was. Dat het een eer was om te doen. Ja wij moesten ons vereerd voelen, maar dat voelde dus anders.
De enveloppen werden uitgedeeld en er werd ons op het hart gedrukt dat we echt minimaal die twee enveloppen moesten vullen. Minder was echt niet gewenst. We moesten denken aan de cadeautjes die we voor ons werk zouden krijgen. Cadeautjes die mij helemaal niet aantrekkelijk leken. Voor die twee volle enveloppen zouden we een pen krijgen. Zouden we 4 enveloppen volmaken dan kwam daar een portemonnee bij. Pas bij 12 volle enveloppen zouden we in plaats van al die waardeloze prullen iets werkelijke waarde krijgen. Wat dat ben ik vergeten.
Vol energie ging de hoofdmeester na het vertrek van de kinderpostzegelman door met het inprenten van de noodzaak. Het was ook om de eer van de school hoog te houden. Welke eer? Hij hoefde niet overal aan te bellen. Hij hoefde niet al zijn ooms, tantes, opa's en oma's te bellen. Hoewel ik wist dat er in Afrika kinderen op de vlucht waren voor honger en geweld, ik zag niet wat een velletje kinderpostzegels daar aan kon veranderen. Nu nog minder. Dat Unicef waterputten liet slaan bij Afrikaanse scholen was geweldig, maar de link met dat velletje zegels zag ik niet.
Het slot van het liedje was wel dat ik minachtend door klasgenoten werd aangekeken toen ik om half vier met slechts twee enveloppen naar huis ging. Een deel van de klas had moedig nog tien enveloppen gepakt. De rest ging naar huis met minimaal 4 enveloppen of meer. Misschien twee of drie anderen hadden ook slechts de uitgereikte twee enveloppen bij zich.
Ik overdacht mijn mogelijkheden. Nabij huis was een andere basisschool en die kinderen waren een half uur eerder vrij. De kans dat deze kinderen in mijn kleine dorp inmiddels hun enveloppen hadden gevuld was groot. Dus moest ik mijn kansen wagen in de buurt van mijn school. De villawijk en de nieuwbouwbuurt leken me het meest geschikt.
De meeste kinderen uit mijn klas woonden in de oude buurten en ik was bang dat niemand daar zou kopen van een vreemde. Er zouden immers bekende kinderen langs komen. Nee, ik zou in de villawijk beginnen en dan door de nieuwbouw me een weg naar huis banen.
Het eerste huis was mijn tennisleraar. Zijn vrouw herkende me. Hoewel ze eerst weigerde zag ze mijn tranen. Ze vroeg me wat er was. Ik zei eerlijk dat ik bang was langs de deuren te gaan. Ze kocht een velletje en ging daarna mee door de villawijk. Mijn eerste enveloppe was bijna vol toen ik doorfietste richting de nieuwbouw.
Daar aangekomen stond ik er weer alleen voor. Ik belde aan en werd gigantisch afgeblaft door de bewoners. Mijn angst groeide. Van mijn normale spontaniteit was niets over. Er was slechts angst. Met lood in mijn schoenen ging ik verder. En inderdaad na nog een uur waren mijn enveloppen vol. Snel fietste ik naar huis.
Thuis kreeg ik de woede van mijn moeder over me heen. Ik was gruwelijk te laat. De verklaring waarom maakte het nog erger. Woedend was ze. Ik had daar geen rekening mee gehouden. De knoop in mijn maag werd alleen maar groter. Ik kreeg geen warm eten en moest met alleen een boterham naar bed. Het maakte me niet uit, ik had nooit het hele verhaal durven vertellen.
De volgende dag legde ik snel mijn enveloppen op de stapel. Doodsbang wachtte ik af. Na de lunch moest ik bij de hoofdmeester komen. Nu had je de poppen aan het dansen. Streng vroeg hij mij waarom mijn ouders geen kinderpostzegels hadden gekocht. Ik had geen idee, ik had alleen vanaf het begin geweten dat dat nooit zou gebeuren. De jaren daarvoor had ik wel gemerkt hoe kwaad mijn moeder werd als kinderen aanbelden voor kinderpostzegels. En dan nog, waarom had ik niet mijn ooms en tantes, opa en oma gebeld?
Nou omdat ik die nooit zou mogen bellen, maar dat durfde ik eigenlijk niet toe te geven. Dan moest ik er maar heen moeten gaan in het weekend. Mijn tante en opa woonden bijna 100 km bij ons vandaan. Dat was geen optie dus. Met het verweer dat het onzin is dat ik zo weinig familie zou hebben kreeg ik te horen dat ik nog minstens twee enveloppen moest vullen. Ik raakte compleet in paniek. Ik wist toen niet beter dat ik maar 1 tante had en dan mijn opa. Bovendien ging ik naar de camping dat weekend en dus kon ik mijn enveloppen daar wel verder vullen. Boos duwde de hoofdmeester mij niet 2 maar 4 enveloppen in mijn hand.
Ik stopte de enveloppen snel in mijn tas. Eenmaal thuis gaf ik ze aan pappa. Bij mijn moeder durfde ik niet aan te komen. Mijn vader beloofde het op te lossen. Ik durfde niet te vragen hoe. Ik was alleen maar bang. Bang voor mijn moeder, bang voor de hoofdmeester. Bang voor mijn klasgenoten. Bang voor de consequenties.
Dat weekend was ik gebroken. Zelfs op de camping vertelden vele kinderen trots dat opa's en oma's, ooms en tantes zo lief waren geweest om toch maar een velletje te kopen. Dat ze wel 4 of sommige zelfs 8 enveloppen vol hadden gekregen. Ik was stil en ging alleen het bos in.
Daar voelde ik me veilig. Alleen de wetenschap dat ik terug moest maakte dat ik er niet van kon genieten. Gedachten gingen rond in mijn hoofd. Waarom was mamma zo er op tegen? Waarom was mamma nooit lief voor mij? Altijd alleen mijn zus. En nooit deed ik iets goed.
Het maakte het kinderpostzegelverhaal voor mij alleen maar ellendiger. Niemand die dacht aan kinderen die bang en ellendig waren in Nederland. Nooit hoorde ik van kinderen die net als ik alleen maar gepest waren. Waren we maar nooit verhuisd.
Tot die verdomde verhuizing ging alles immers goed. Ik had vriendinnetjes en vriendjes, deed het goed op school en voelde me nooit buitengesloten. Sinds we niet meer in de stad woonden werd ik gepest. Gepest om mijn spraak, ik kende geen dialect. Gepest omdat ik de kleren droeg van mijn zussen. In de jaren 60 was mini in, nu in de jaren 70 kon dat echt niet meer. Maar ik kreeg nooit nieuwe kleren. Alleen mijn zussen.
Uiteindelijk ging ik maandag zonder enveloppen naar school. Omdat mijn moeder mijn vader niet wilde brengen ging hij te voet naar mijn school. De 7,5 km ging hem ondanks het feit dat hij bijna blind was goed af. Ik zag hem aankomen toen de ochtendpauze op zijn eind liep.
Met angst en beven ging ik naar hem toe en bracht hem naar de hoofdmeester. Hij zei me niet bang te zijn, alleen dat ik mijn spullen bij elkaar moest houden voor het geval dat. De bel ging en de meester van de vierde klas zei ons naar de klas te gaan en tot de meester kwam. Hij moest ff praten. We mochten zachtjes iets voor ons zelf doen. Ik pakte mijn boek nadat ik alles dat ik 's avonds thuis wou hebben in mijn tas had gedaan. Ik luisterde aandachtig en hoorde de rustige stem van mijn vader en die van de hoofdmeester werd steeds luider. Onwillekeurig begon ik te luisteren maar met het geluid in de klas was dat moeilijk.
Als het stil wordt op de gang ga ik naar het toilet. Stilletjes zet ik mijn tas bij mijn jas aan de kapstok. Als ik uit de toiletruimte kom zegt pappa me mijn jas te pakken en buiten bij mijn fiets te wachten. Ik ga snel. Vandaag wil ik niet hier op school zijn.
Pappa komt al snel. Samen lopen we naar huis. Pappa vertelt dat hij de enveloppen terug heeft gegeven en dat ik ze niet meer mee naar huis mag nemen. Op school weten ze nu dat we er niet meer van gediend zijn. Dat ik naar huis mocht was een eis van pappa. Hij was bang dat ik anders opnieuw slachtoffer zou worden van pesterij van een leerkracht. Eenmaal thuis ben ik zo beroerd van mijn angst dat ik echt ziek wordt. Het duurt ruim een week voor ik weer koortsvrij ben.
In de weken die volgen vervaagt mijn angst. Totdat de kinderpostzegels geleverd worden. Die dag komt alles terug. Ik neem mijn nu gevulde enveloppen in ontvangst en de paniek slaat toe. Op weg naar huis probeer ik te leveren, maar 80% is niet thuis. Dat wordt beslist weer een rel thuis.
Pappa belooft te helpen maar mamma is opnieuw kwaad. Toch zit er niets anders op dan 's avonds te gaan leveren. Ik voel me niet prettig met zoveel geld. Maar ik moet verder. Honden komen dreigend op me af als ik poortjes open. Mensen zijn in het donker heel onvriendelijk. Of ligt het aan het feit dat veel mensen te horen hebben gekregen dat hun werkgever failliet is. Dat is wat pappa denkt. Sommige willen die rotzooi niet meer en soms springt pappa bij.
Uiteindelijk na 3 avonden aan de deur leuren ben ik alles kwijt. Kan ik het geld inleveren en die stomme pen in ontvangst nemen. Die pen die ik niet eens wil hebben. Ik voel geen enkele jaloezie als klasgenoten hun waardeloze dingen laten zien. De drie grootste pestkoppen hebben alledrie meer dan 12 enveloppen en krijgen wel wat leuks. Ik ben slechts blij dat het over is.
Vanaf dat moment staan kinderpostzegels synoniem voor kindermisbruik. Niet veel later wordt ik ziek. Het kost me 2 schoolreisjes. Ene naar de Efteling en ene naar het Evoluon. Die laatste had ik graag meegemaakt maar ik was te ziek. Het ziek zijn bespaarde me in elk geval de week van de kinderpostzegels in de zesde klas. Toch vraag ik me wel eens af, of ik niet ook overspannen was van alle stress op school, naast natuurlijk alle ellende thuis. Dat prachtige plaatje dat mijn moeder schetste, daar kon ik niet beter van worden. Ik kon alleen maar hopen op de zomervakantie. Bevrijdt zijn van dat verschrikkelijke land, dat mijn thuis zou moeten zijn. Maar waarmee ik totaal geen binding heb.
Nooit zal ik kinderpostzegels kopen, dat weet ik zeker. En als ik niet zoveel om handen had gehad met mijn eigen handicap, die van mijn ex en het autisme van de kinderen, dan zou ik me sterk hebben gemaakt voor het afschaffen van de kinderpostzegels en de daarmee samenhangende vormen van kinderarbeid. Wel verbiedt ik op voorhand de school om mijn kind die rotzooi mee te geven.
Begrip is er wel van de directeur. Zelfs van de meester. Helaas grijpen ouders het aan als bewijs dat ik asociaal ben. Ik besluit dan om de school maar even te mijden. Echter mijn werk als computermoeder en webdesigner haalt een streep door die rekening. Een mede computermoeder valt me erop aan in de klas. Hoewel ik het niet had mogen doen gaf de directeur me gelijk dat ik haar uit de klas verwijderde.
Het jaar daarna als mijn zoon naar groep 8 is gegaan bespaart jeugdzorg me de hel. Kinderpostzegels zijn dan niet belangrijk meer. Ik hang een briefje op dat ze niet hoeven aanbellen. En goddank, het blijft stil.
Als ik er nu aan terug denk dan voel ik de angst weer. De pijn van het pesten komt terug. En meer dan ooit ben ik van mening dat de kinderarbeid, verkoop van kinderpostzegels, verboden moet worden. En daarvoor heb ik een aantal redenen:
1) kinderen dwingen te colporteren met 10 tot 12 jaar is in mijn ogen onacceptabel. Kinderarbeid is bij wet verboden. En toch zetten alle scholen aan tot deze kinderarbeid.
2) kinderen die onder erbarmelijke omstandigheden leven in armoede worden juist door de buitenlandse doelen nog meer bewust van hun situatie en kunnen als gevolg daarvan depressief worden. Immers niemand heeft oog voor hun problemen. Het zijn die arme kinders in Afrika waar we medelijden mee moeten hebben. Of misschien wel in China of in Zuid-Amerika. Maar niet met die arme sloebers in Nederland, want ja, die ouders hebben dat zelf op hun geweten....
3) pestkoppen kunnen de verkoop van kinderpostzegels aangrijpen om nog een tandje harder te pesten. Om de slachtoffers nog meer te pakken. Bijvoorbeeld door deze het haast onmogelijk te maken langs de deuren te gaan. Ze wachten bijvoorbeeld hun slachtoffers op en beschadigen dan bijvoorbeeld hun enveloppen, of ze slaan hun slachtoffers zodat ze huilend naar huis gaan en tegen de tijd dat ze gekalmeerd zijn, zijn anderen reeds langs de deuren geweest.
4) kinderen worden gedwongen om contact te leggen met wildvreemden. Voor sommigen is dat geen probleem maar voor anderen die bijvoorbeeld verlegen zijn, kan dat tot ongewenste situaties lijden.
5) de verkoop van kinderpostzegels door kinderen in kinderrijke buurten leidt onvermijdelijk tot problemen. 32 kinderen moeten in dezelfde wijk hun goal zien te halen. Nadat iemand gekocht heeft wordt het irritant als er dan nog eens hordes kinderen aanbellen met dezelfde vraag. De meeste geduldige mens kan dan zijn geduld verliezen en onschuldige kinderen onherroepelijk beschadigen als men boos of zelfs kwaad wordt.
6) kinderpostzegels zouden bij moeten dragen aan de veiligheid en ontwikkeling van kinderen in Nederland. Ze zouden meer begrip moeten kweken voor bijzondere kinderen, zoals kinderen met een beperking of die HSP of hoogbegaafd zijn.
7) Tot slot zou ik willen besluiten met te zeggen dat kinderen onder de 15 jaar niet gedwongen moeten worden. Ze worden er niet eens eerlijk voor beloond. Als je dan zo graag dat wilt, laat het dan als een vrijwillige actie uitvoeren door ouders.
Ik hoop dat dit blog kan bijdragen aan een verandering ten aanzien van kinderpostzegels. Kinderpostzegels horen niet door kinderen verkocht te worden. Kinderarbeid moet verboden zijn, helemaal op scholen! Het liefst zou ik ze zien verdwijnen. Of in ieder geval niet meer verkopen via scholen. Unicef heeft genoeg mogelijkheden om deze kinderpostzegels te verkopen als het dan echt moet. Maar ik vrees dat het ijdele hoop is. Want steeds zullen er wel weer mensen zijn die dit aanwakkeren zonder in te zien hoeveel kinderen hierdoor schade op lopen voor het leven.
Reactie schrijven